Waar je normaal tegen een kindje begint te praten en dit naar je teruglacht, gebeurde dit niet direct bij Judah. Vaak pakken onbekenden een handje van een baby’tje of raken zijn gezicht aan, maar Judah vond dat helemaal niet fijn. Dit zijn de gevoeligste delen van je lijf en Judah zag de aanraking niet aankomen, dus schrok hij enorm. We leerden om eerst te praten en dan pas aan te raken. We leerden ook dat we nieuwe dingen konden aanbieden bij zijn voeten, dat was veiliger.
Het meest veilig voor Judah was het ook om te liggen. Dan kon hij met zijn hele lijf de ondergrond voelen en dat gaf hem houvast. Op zijn buik liggen, vond hij het stomste wat er was, want je hebt niks te zien en kan dan nergens mee spelen. Saai dus. Zitten moesten we hem echt leren en staan ging hij al helemaal niet doen. Want dan voel je alleen je voeten en dat vond hij super eng.
Judah schrok toen hij nog klein was van alle nieuwe geluiden. Ik sprintte dus naar boven als er een ambulance langskwam en hij in zijn bedje lag. Ik wist dat hij ging huilen als er onverwachts geapplaudisseerd werd. Waar sommige moeders het liefst al het elektronische speelgoed met geluid verbannen uit hun huis, was dat het liefste waar Judah mee speelde. Ik vond dat juist fijn. Hij kon zichzelf er mee vermaken. Hij genoot van de geluidjes en had plezier.
Genieten van kleine dingen
Maar als Judah eenmaal gewend was, kon hij van de kleinste dingen genieten. Als we buiten liepen, hoorde Judah elk vogeltje. Later wilde hij zelfs weten welke soort vogel het was. Hij moest lachen om de druppels regen op zijn neus, de warmte van de zon op zijn gezicht of de wind om zijn oren. Hij kende elk liedje uit zijn hoofd en kon hele boekjes uit zijn hoofd ‘voorlezen’. Hij tikte met een lepel op zijn bord of tegen de pan. Hij zag overal muziek in. We kochten een nieuwe stoel en Judah testte de vering. Hij bleef maar op en neer gaan, zo geweldig vond hij het. In bad vermaakte hij zich met de slang die langs de zijkant tikte. Ik heb bij de wasmachine met hem koffie gedronken, omdat hij het het geweldigste geluid vond wat er bestond.
Toen hij er woorden aan kon geven vroeg hij bij iets nieuws: ‘Dat is..’ Hij hoopte dat er in elk huis een tikkende klok was, want thuis hadden we die niet. Het ziekenhuis was voor Judah helemaal niet erg. Je kon daar met slangen tegen je ijzeren bed tikken en er waren van allerlei piepjes. Ik vergeet nooit die ene keer in het ziekenhuis. Ik bleef maar gezoem heel dichtbij horen. De verpleegkundigen hadden allemaal zo’n zoemer, maar de verpleegkundige was allang niet meer bij ons op de kamer. Ik begreep er niks van. Judah vond het geweldig, bleef er maar om lachen en zei: ‘Met de zoemer in bed’. Ik lachte met hem mee, maar ik geloofde hem niet. Maar hij had wel gelijk. Die zoemer was uit de zak van de verpleegkundige gevallen en bij hem onder de dekens terecht gekomen. Judah genoot op zo’n moment intens en ik genoot van hem.
Doen wat Judah deed
Weet je wat ik denk? Dat ik de wereld meer zoals Judah zou moeten zien. Genieten van het kleine. Genieten van de vogels, van alle geluiden in de natuur. Genieten van het weer. Van de zon én van de regen. Judah genoot, ondanks de omstandigheden en mopperde amper. Ik vind het wel eens moeilijk door alle omstandigheden: de lichtpuntjes zien in het donker. Judah zag ze, terwijl hij niet kon zien. Misschien omdat Jezus zijn Licht was.
Ik wil proberen te doen wat Judah deed. Misschien, heel misschien.. zouden we dat allemaal méér moeten doen.