Binnen de muren van mijn huis en tuin, bij mensen waar ik mij veilig voel, voel ik dat minder vaak. Dan is Febe wie ze is, geniet ik van wat ze kan en wat ze zegt. Probeer ik haar in kleine stapjes verder te helpen, maar laat ik haar ook heel vaak zijn wie ze is.
Nu wordt dit meisje, deze nageroepen baby, bijna drie jaar. Als God dat geeft. En ik wil het en ik wil het niet. Ik ben dankbaar dat ze ook dat 3e jaar fysiek bij ons was. Dat God dat aan ons gaf. Ik wil het vieren. Ik wil Febe vieren nu het nog kan en mogelijk is. Ik wil er vreugde over voelen en blij zijn dat ik nog taarten kan bakken (terwijl Febe ze zelf niet op kan eten), vlaggetjes op kan hangen en een cadeautje voor haar kan kopen. Dat ik ’s morgens haar gezichtje kan zien, haar kan knuffelen en kusjes geven. Haar kan vertellen hoe blij ik ben dat ze in ons leven kwam en nog steeds is, hoe knap ik het vind wat ze allemaal kan en bereikt heeft. Ik wil Febe vieren. Ik wil drie jaar vieren.
En ik wil het niet, want ik kan me niet voorstellen dat ze ook vier jaar zal worden. Judah werd dat niet. Zal Febe dat dan wel worden?
Nooit zorgeloos
Ik zal niet op haar verjaardag zeggen: ‘Ja, dit is het laatste jaar dat ze thuis is, volgend jaar gaat ze naar school’. En al wordt ze wel vier jaar, dan nog zal ik dat hele jaar twijfelen of ze wel vier jaar wordt. En zal ze niet gewoon naar school gaan. Ik ben me er altijd bewust van dat ze al haar verjaardagen zonder Judah heeft gevierd. Dat we nooit compleet zijn. Ik ben me er altijd bewust van dat er een rauw randje zit aan het vieren, want het is nooit zorgeloos.
Ik merk het. Haar verjaardag duurt nog wel een week of zeven, maar het is een hele strijd in mijn hoofd. Een strijd waarbij mensen naar mij willen luisteren, zich zelfs wel kunnen voorstellen dat ik dat zo voel. Maar ook een strijd waarbij ik niet word begrepen. Waarin mensen zich niet kunnen voorstellen dat Febe ook niet oud zal worden. En ik weet echt wel dat niemand weet hoe het gaat. Ja, het kan zijn dat Febe ouder wordt. Dat weet ik. Tegelijk is Febe haar ziekte progressief. Dus ik vraag me altijd af wie dan het meest realistisch is? Een strijd in mijn eentje. Een strijd die ik samen met God voer, waarin Hij mij steeds weer boven alles uittilt. Maar ook een strijd waarin ik worstel met God.. want: Hij kán toch beter maken, wonderen doen, veranderen?
Altijd vieren
Ik besluit: ik zal Febe vieren. Nú het nog kan. Straks als ze drie jaar mag worden. Ik vier wat ze kan en wat ze tot nu toe heeft bereikt. Ik vier wat ze zegt. Ik vier dat ik haar vast kan houden. Ik vier dat ik haar cadeautjes kan geven. Ik vier dat ik haar kan knuffelen en op schoot kan nemen.
En ik besluit: ik zal haar altijd vieren. Ook als ze niet meer verjaart.