We lieten Benjamin komen om te eten met de opa’s en oma’s. We lieten onze broers en zussen komen voor een kop koffie. We haalden verhalen op van ons trouwen, jaren ervoor. We lachten en genoten van de tijd die even stil stond. Toen ze weg gingen, was het tijd om op bed te gaan liggen met Olivier. Het was laat. Hij sliep een onrustige slaap. Wij sliepen niet.
Het onbekende
We waren gespannen. Een soort spanning die je hebt als je iets heel belangrijks gaat doen, waarvan je niet weet of je het kan. Het onbekende was angstaanjagend. De nacht duurde lang. Olivier sliep en dronk nog. We praatten en waakten. Toen de ochtend kwam ging het matig met Olivier. Niet zo matig dat we dachten dat hij meteen zou overlijden, maar wel zo matig dat we wisten dat hij het weekend niet zou overleven. We maakten ons klaar voor weer een dag.
Afscheid nemen
Benjamin kwam met de opa’s en oma’s drie keer per dag. Het zouden de laatste keren zijn dat hij zijn broertje nog levend zag, wisten we. We besloten dat het ook echt tijd was dat sommige intimi afscheid kwamen nemen. Het was voor ons hartverscheurend om het verdriet van onze intimi te zien. Het huilen ging ons gek genoeg door merg en been. Ik kon niet huilen. Ik troostte mijn vriendinnetjes en stuurde ze weer naar huis.
Het was tijd voor nog een afscheid. Onze familie lieten we die avond komen. Een lieve verpleegkundige liet ons de familie al vroeg naar het ziekenhuis halen. Zij voelde het ook. Ze zette grote tafels klaar. Een lange bijna gezellige setting. Een etentje. Blauwe hap, zoals dat hoort voor een indo kindje vonden we. Iedereen druppelde binnen en weer was het bijna gezellig. We aten. Ik lag bij Olivier in bed. Dat was wel de situatie. Ramon met Benjamin aan tafel en ik bij Olivier. Om half 7 was het tijd. Iedereen kwam om het bed staan om afscheid te nemen van Olivier en hij deed zijn ogen open. Eén voor één keek hij iedereen even aan. Alsof hij het wist. Onze kleine man als regisseur van zijn eigen afscheid.
Eén oog op Ollie
Toen iedereen weg was, viel hij ook weer weg. We drentelden om hem heen. Niet wetend of we nog konden gaan plassen überhaupt. De badkamer zat tegenover het bed, dus dat deden we dan maar met de deur open. Eén oog op Olivier. De ander waakte over ons mannetje en het zuurstof in zijn bloed. Hetzelfde deden we met tandenpoetsen, douchen, koffie halen bij de kar die aan de andere kant van de kamer stond. Eén oog op Ollie.
Die avond deed hij nog één keer zijn ogen open toen we om hem heen lagen. Hij lachte naar ons. Keek lang en indringend. Hij dronk bij mij met zo weinig zuurstof in zijn bloed dat het eigenlijk fysiek onmogelijk is. Hij dronk goed en veel. De allerlaatste keer. Dat wisten we beiden. Daarna viel hij in een onrustige slaap. Zo onrustig dat hij er medicatie voor nodig had.
Iets voor middernacht was er paniek. Bij hem, bij ons. Een moment van zeer grote onrust. De medicatie werd opgehoogd en niet veel later veranderde zijn ademhaling. Het was een mechanisch geheel. In en uit. Hoorbaar en voelbaar. Snijdend door onze ziel. Ons mannetje was er niet meer. Zijn lieve lijfje was er nog. Het vocht zijn laatste strijd. Een stervend hart. Of moet ik zeggen stervende harten, want deze opgave was niet te doen.
Here comes the sun
Tussen het veranderen van zijn ademhaling en zijn sterven lagen nog enkele uren. We luisterden muziekjes, we knuffelden hem. We vertelden hem dat we altijd van hem zouden blijven houden en hij los mocht laten. Dat hij altijd bij ons zou blijven. In ons hoofdje en hartje. Dicht bij pappa en mamma en zijn grote broer, die ervoor zouden zorgen dat hij nooit vergeten zou worden. We vertelden hem dat het goed was zo. We vielen zelfs nog even in slaap. Een minuutje of 10 was het maar en toen schrokken we beiden wakker. Het was 03.00 en we zagen zijn zuurstof achteruit rennen tot niet meetbare waarden. We zagen zijn hart stoppen op de monitor. Een laatste ademhaling en hij was weg… Om 03.23 ging hij rustig. Op ‘Here comes the sun’ van de Beatles. Zijn liedje.
We keken elkaar aan. Was dit het? Ja, dit was het. We huilden. We huilden van opluchting en verdriet. Alles tegelijk. Het was gewoon gebeurd. Hetgeen we vreesden. Het was goed verlopen. Zoals we voor hem hadden gewenst. We belden onze kinderarts, maar die was al gebeld door de verpleegkundige en stond bij de hoofdingang. We belden de verpleegkundige die het had gezien vanuit de post. Wat nu? We hadden nog niet eerder een kind verloren. Wat moeten we nu doen?