Toen hij net overleden was, kregen we de regie. ”Willen jullie er bij zijn als we de papieren invullen? Zelf wassen? Willen jullie hulp? Willen jullie nog gipsafdrukjes maken van zijn handjes en voetjes?” Het voelde of alles kon en er heerste grote rust. We kusten en knuffelden en wasten. Spannend en vertrouwd. Kleertjes die we al weken klaar hadden liggen. We hadden in zijn kledingkast een mandje met noodkleding. Kleding voor zijn overlijden. We wisten nooit wanneer hij zou gaan en ik keek elke week het mandje na. Paste alles nog? Zou het makkelijk aan gaan? Bedekte het genoeg voor als hij er minder mooi bij zou liggen? Het was een wekelijks ritueel. Soort wekelijkse reality check. Dit mannetje blijft maar kort. Maar gelukkig was hij prachtig.
Het nieuws was van ons
Ons kind, ons mooie, lieve, stoere en sterke kind. Zo veel sereniteit en liefde. Het was nog nacht en we belden onze ouders nog niet. We waren nog even in onze bubbel. Het nieuws was nog van ons, het was nog geheim. De drukte en het verdriet van allen stond te wachten na de telefoontjes. Maar voor nu was er nog intimiteit en sereniteit. We aten en dronken. We douchten. Alles deden we met een lach en een traan. We waren moe, verdrietig en opgelucht tegelijk. Hij was gegaan zoals we hoopten. Benjamin lag veilig in zijn eigen bedje met opa en oma als oppas. Geen nare taferelen.
Wat een opluchting na al die maanden ons afvragen hoe hij zou gaan. Bij zijn ziekte waren er zo veel scenario’s dat we er gek van werden. En nu ineens was het dan gebeurd. Het was snel gegaan. Niet ineens, maar wel snel. Precies snel genoeg dat het voor hem geen lijdensweg was en er voor ons ruimte was voor afscheid. Voor laatste woorden, voor opa en oma. En voor Benjamin.
De telefoontjes
We waren zo goed als klaar om te vertrekken. Olivier lag prachtig aangekleed op bed. Wij waren er zo klaar voor als we er ooit voor zouden zijn. Er miste nog een formulier en een rits aan belletjes naar de familie. Het formulier was een schrijven dat we hem mee mochten nemen in de auto. Gewoon in de Maxi-Cosi zoals we ook gekomen waren. Maar eerst moesten we nog bellen. Wie eerst? Het deed er niet toe.
De ochtend kwam en we wilden vroeg thuis zijn. We wilden de drukte van de dag missen. Al was het een zondag. We belden onze ouders. Vertelden dat hun kleinkind overleden was. Dit was niet te doen. Hoe vertel je iemand dat de aarde niet meer rond is. De tekst kennen we allemaal, maar het doen is wreed. We vroegen Benjamin nog niks te zeggen. Dit was aan ons. We belden de broers en zussen. De paar mensen die de vorige middag afscheid waren komen nemen. Het was nu echt. Ons kind was nu echt dood. Uitspreken maakte het zo veel echter ineens.
Via het mortuarium
We moesten toen ook weg. Naar huis. Naar Benjamin. En daar was ineens die ene zin. "Jullie moeten wel via het mortuarium." Pardon? Met onze prachtige baby langs het mortuarium was helemaal niet ons plan. Dit wilden we per definitie niet. Olivier hoort daar niet tussen de volwassenen, de gevonden doden en ander leed. Toen we het sterven van Olivier voorspraken met de begrafenisdame, had ze ons verteld dat alleen begraven in de tuin niet mocht en verder zo goed als alles. Met dat vers in het hoofd belden we haar. Ze bevestigde ons vermoeden dat het niet hoefde en gesterkt door haar lieve en stellige optreden namen we hem mee. In de Maxi-Cosi, met een doekje er over.
Naar huis
Door de gangen van het ziekenhuis. Ons ziekenhuis. De gangen waar we elkaar hebben leren kennen. Waar stiekeme blikken uitgewisseld waren. De gangen waar we zo graag waren. De verpleegkundige begeleidde ons naar de auto. Ze zwaaide ons uit. Liefdevol en verdrietig. Op naar huis. Een laatste keer. Op naar het huis wat we kochten voor onze tweede gezinsuitbreiding, voor Olivier.
We reden rustig, namen de weg door het bos. Het was echt een schitterende koude ochtend met zon. Onze Ollie; here comes the sun and it’s all right….it’s all right.