We lachen om de toeristen die daar een tour doen. We groeten Eberhart van der Laan en poetsen onze kennis van de geschiedenis op aan de hand van alle beroemde graven. We staan stil bij de grote gebeurtenissen van de wereld. De graven van de Tweede Wereldoorlog. Het perspectief shift daarmee. Die tijden kenden zo veel ouders die hun kinderen verloren. Zo veel stil verdriet. We hebben geluk tegenwoordig. Ons verdriet mag een naam hebben en mag er zijn. De doofpot is steeds minder een issue. Al zijn we er nog niet, zoals ik al vaker schreef. Ik benijd de moeders van toen niet. Een gat in je hart dat je niet kunt vullen, doordat je weet dat je kind ook niet meer voortleeft in de gedachten van anderen. Alleen maar omdat je kind niet alleen dood is, maar ook doodgezwegen moet worden. Wat een vreselijke tijd.
Geen grafje
Dan bezoeken we de kindergraven. We zien de verschillen. Dit doet ons pijn. We zien graven van tientallen jaren geleden die uiterst zorgvuldig bijgehouden worden. Ook zien we recente graven die maar weinig of helemaal niet onderhouden zijn. We zien bedroefde beren en konijnen die vervuild op een grafje hangen. Dit alles maakt de aanblik nog triester dan het feit alleen.
Dan denken we aan de ouders en worden we nog triester. Deze ouders hebben geen tijd, maken geen tijd of kunnen het simpelweg niet. Misschien uit financiële nood, misschien uit emotionele nood. Het was één van de overwegingen voor ons om geen grafje te hebben. Los van dat ik het niet aankon om mijn kind in de grond te stoppen in de winter. We waren bang om een grafje te creëren dat Olivier geen recht aan deed. Een plek die niet de liefde en warmte uit zou stralen die hij verdient. We zijn druk, we zouden nooit vaak genoeg onderhoud kunnen plegen. Het zou vechten zijn tegen de elementen.
Gemeenschapszin
Nu hebben we ons kastje, zoals ik al eerder beschreef. Dat werkt voor ons. Het nadeel is alleen dat we daardoor niet de bevestiging krijgen dat we niet alleen zijn in ons traject. En dat laatste is een gek soort geruststelling. Als we lopen over de secties met kindergraven komt er een gek soort berusting. Een gevoel dat we er niet alleen in staan. Een gevoel van gemeenschapszin. Ook merken we op dat soort momenten dat we nieuwsgierig zijn naar de verhalen van de andere kinderen. Naar wat er goed ging en wat niet. Naar hoe het met de gezinnen gaat. Meer nog bij de graven die er triestig bij liggen.
Olivier meenemen
Zo’n wandeling doet ons goed en doet ons spreken over ons gezin. Onze wensen en dromen en ons eigen toekomstige sterven. Een onderwerp waar ik nooit over had nagedacht. Een onderwerp dat we meestal niet aanstippen binnen het gezin. Het is wat luguber en bijna te zwaar om te bespreken. En toch weten wij precies wat we willen, hoe we het willen en wanneer de tijd daar is, komt dat helemaal goed. Eén van ons moet Olivier meenemen namelijk. Olivier staat in zijn kastje en we willen niet dat onze kinderen later belast zijn met de as van hun overleden broertje.
Kilo's lichter
Nou is het niet allemaal kommer en kwel daar op die begraafplaats. We vertrekken meestal kilo’s lichter. We kletsen weer eens goed bij. Neuzen naar voren gericht, harten open en onze gene laten we bij het hek. Terug in de auto vervallen we dan al snel weer in onze gewoonten die passen bij de huidige tijd. De telefoon wordt weer bekeken, berichten beantwoord en mails gelezen. Nog niet thuis aangekomen, verzuchten we dan dat het zo fijn was en we dit vaker moeten doen. We verzuchten dat het leven ons soms te veel opslokt en hebben niet eens door dat het in de auto eigenlijk alweer feit was. De Nieuwe Ooster als plek van bezinning. Als plek die ons grondt en aardt. En altijd weer ‘Here comes the sun’ Ollie.